De drie belangrijkste werptechnieken
In het frisbeeën kun je je in drie verschillende worpen bekwamen:
- De backhand is de meest voor de hand liggende frisbeeworp. Je neemt de frisbee vast met je wijsvinger op de rand en je duim aan de bovenkant. Aan de onderkant klem je je ring- en middenvinger vast, zodat je een goede grip hebt.
- Voor de forehand of ‘side-arm’ leg je eveneens je duim op de bovenkant van de schijf, maar klem je onderaan je wijs- en middenvinger vast. Je gooit dan vanuit een open houding, waarbij je de frisbee laat vertrekken van naast je lichaam (en niet voor je lichaam, zoals bij de backhand).
- Bij de overhand of ‘hammer’ ligt je duim onderaan tegen de rand van de frisbee, en je vingers bovenaan op de frisbee. Je slingert de frisbee met een krachtige swing weg vanuit een open houding en je houdt hem daarbij ter hoogte van je hoofd.
Waar werk je aan je frisbeetechniek?
Zoals dat geldt voor elke sport, word je ook in frisbeeën beter naarmate je meer oefent. Wil je je techniek écht verbeteren? Wacht dan niet tot je strandvakantie begint, maar zoek vooraf al een oefenplek op waar genoeg ruimte is om te frisbeeën – een voetbalveld of tennisbaan bijvoorbeeld. Oefen je frisbeetechniek niet zomaar op straat, want een krachtig geworpen frisbee kan ramen kapotmaken en autodaken beschadigen!
Tips voor een betere frisbeetechniek
- Investeer in een degelijke, duurzame frisbee. Neem geen genoegen met een lichte, plastic versie.
- Concentreer je op de beweging van je pols tijdens het werpen: die verleent je frisbee de nodige kracht en zorgt ervoor dat hij in een rechte lijn naar de overzijde vliegt.
- Hou je frisbee mooi recht wanneer je hem weggooit; beeld je bijvoorbeeld in dat de frisbee een dienblad is waarop glazen staan die niet omver mogen vallen.
