Wanneer staat een speler in buitenspelpositie?
Een speler staat buitenspel wanneer hij de bal van achter hem krijgt toegespeeld en hij op de helft van de tegenstrever staat. Hij moet zich tussen de laatste en de op een na de laatste verdediger bevinden (de keeper wordt hier ook als een verdediger beschouwd). De scheidsrechter zal alleen een overtreding fluiten wanneer de speler actief deelneemt aan het spel. Dat is het geval wanneer hij de bal aanraakt, hij voordeel haalt uit de buitenspelpositie of wanneer hij een andere speler (of de doelman) hindert.
Wanneer is er geen sprake van buitenspel?
In sommige gevallen staat een speler niet in buitenspelpositie, ook al staat hij wel dichter bij de doellijn van de tegenstander dan de voorlaatste tegenstander en de bal.
- bij een inworp
- bij een hoekschop
- bij een doeltrap
- wanneer de speler zich op de eigen speelhelft bevindt
- wanneer de bal van de tegenstander komt
Het spel wordt dan niet stilgelegd en er wordt geen vrije trap toegekend.
Hinderlijk buitenspel
Bij hinderlijk buitenspel staat een speler buitenspel zonder dat hij de bal speelt, maar is hij wel bij het spel betrokken.
- Hij belemmert het zicht van de keeper bij een schot op doel.
- Hij verhindert dat een speler het duel met een tegenstander kan aangaan.
De rol van de assistent-scheidsrechter
Buitenspel vaststellen is dikwijls een delicate evenwichtsoefening. Het is voer voor discussie en beslist in sommige gevallen over winst of verlies. Daarom wordt de scheidsrechter bijgestaan door twee assistenten (lijnrechters) die een teken geven met een vlag wanneer een speler buitenspel staat.
